In het oude Rome stond juli bekend als 'Quintilis', wat 'vijfde' betekent in het Latijn, en correspondeert met de vijfde maand van de kalender.
Ter ere van Julius Caesar, een politicus en generaal, werd deze maand in 45 voor Christus omgedoopt tot 'Iulius'. Deze wijziging omvatte ook een hervorming van de Romeinse kalender, waarbij twee nieuwe maanden aan het einde van het jaar werden toegevoegd: januari en februari.
Echter, de Baskische taal, die al vóór de tijd van Julius Caesar bestond, heeft een diepe verbinding tussen taal en natuur behouden.
Het Baskische volk, of beter gezegd, Baskisch sprekenden (of euskaldunes), hebben ook de twaalf maanden van de kalender en hun respectieve namen. Deze namen zijn echter meestal gerelateerd aan natuurlijke fenomenen, landbouwpraktijken of dieren die typisch zijn voor het seizoen. In het geval van de nieuw geïntroduceerde maand juli is dat niet anders: het gehoorzaamt geen enkele Romeinse dictator, maar in dit geval verwijst 'Uztaila' naar de maand van de oogst en de verbinding met de natuur.
Het woord 'Uztaila' komt van de stam "uzta", wat in het Baskisch 'oogst' betekent. Dit wordt toegevoegd aan de achtervoegsel '-ila' of '-a', wat 'maand' aangeeft, waardoor letterlijk "de maand van de oogst" ontstaat. Deze benaming is niet toevallig: juli is traditioneel de maand waarin de velden in het noorden van het Iberisch schiereiland, vooral in gebieden zoals Álava of Navarra, beginnen te leveren wat in het voorjaar is gezaaid.
In de landelijke gebieden van het Baskenland is juli al eeuwenlang het cruciale moment voor de oogst van granen, groenten, seizoensgebonden fruit en groenten. Zo is 'Uztaila', naast een officiële naam, ook een herinnering aan de agrarische kalender, een manier om de tijd te lezen door de cyclus van de aarde.
Op deze manier heeft het Baskisch, hoewel het door de eeuwen heen ontleningen uit het Latijn en het Spaans heeft opgenomen, ook een unieke manier van benoemen van de maanden behouden. In veel gevallen zijn deze namen verbonden met natuurlijke fenomenen, lokale gebruiken of landbouwprocessen. Terwijl de rest van het land zich een keizer herinnert, herinnert men in Euskadi de oogst en het veldwerk.
Het geval van 'Uztaila' is niet uniek. Andere maanden in het Baskisch hebben ook een opmerkelijk beschrijvend of symbolisch origine. Bijvoorbeeld:
Januari: 'Urtarrila' (de watermaand)
Februari: 'Otsaila' (de maand van de wolven)
Maart: 'Martxoa' (de maand van Mars)
April: 'Apirila' (de maand van de bloemen)
Mei: 'Maiatza' (de maand van de bladeren)
Juni: 'Ekaina' (de maand van het zaaien)
Augustus: 'Abuztua' (de maand van de droogte)
September: 'Iraila' (de maand van de varens)
Oktober: 'Urria' (de maand van de oogst)
November: 'Azaroa' (de maand van het zaaien)
December: 'Abendua' (de maand van Kerstmis)
Deze namen onthullen niet alleen een intieme relatie met de natuur, maar ook een manier om het jaar te ervaren door de seizoenen, het klimaat en het landbouwwerk. In deze zin benoemt het Baskisch niet alleen de tijd: het interpreteert deze.
Het voortbestaan van termen als 'Uztaila' in de dagelijkse taal is een teken van de inspanning om het Baskisch als een levende taal met een eigen identiteit te behouden. Voorbij de woorden impliceert het begrijpen van de gebruiken en de erfgoed van een wereld die van generatie op generatie wordt doorgegeven. Dus wanneer een euskaldun 'Uztaila' zegt, herinnert hij zich een cultuur die is opgebouwd rond het landschap, handwerk en de ritmes van de aarde. Een linguïstisch en symbolisch erfgoed dat blijft voortbrengen, net zoals de velden dat midden juli doen.