Een uitgebreide genetische studie, waarbij mitochondriale genomen van honderden mammoeten werden geanalyseerd, heeft ongekende inzichten opgeleverd in de evolutionaire geschiedenis van deze reuzen uit de ijstijd. Onderzoekers van de Universiteit van Stockholm en het Centrum voor Paleogenetica in Zweden analyseerden de mitogenomen van 34 mammoeten, waaronder 11 uitzonderlijk oude exemplaren die dateren van meer dan 129.000 jaar geleden, uit het Vroeg- en Midden-Pleistoceen.
Door deze nieuwe mitogenomen te vergelijken met meer dan 200 eerder gepubliceerde, kon het onderzoeksteam de belangrijkste takken in de stamboom van de mammoet traceren en ze afstemmen op belangrijke klimaatverschuivingen en bevolkingsveranderingen tijdens de ijstijd. De bevindingen suggereren dat Siberië diende als het oorspronkelijke thuisland voor de belangrijkste mammoetlijnen, waarbij schommelingen in de populatiegrootte en migraties een cruciale rol speelden bij het ontstaan, de verspreiding en het uiteindelijke uitsterven van verschillende genetische groepen.
De studie onthulde ook dat mammoeten tijdens het Laat-Pleistoceen in drie verschillende genetische groepen vielen, die allemaal een gemeenschappelijke voorouder deelden rond 780.000 jaar geleden, wat losjes overeenkomt met het geschatte ontstaan van de wolharige mammoet als een afzonderlijke soort. Een aanzienlijke populatiebottleneck rond 285.000 jaar geleden verminderde waarschijnlijk de genetische diversiteit, gevolgd door een golf van nieuwe lijnen, mogelijk gekoppeld aan klimaatveranderingen. Deze analyses bieden een gedetailleerd begrip van hoe belangrijke demografische gebeurtenissen de genetische diversiteit van mammoeten in de loop van de tijd hebben gevormd.