Atlantische Niño-types hebben verschillende invloed op Antarctisch zee-ijs
Onderscheidende klimaatverbanden onthuld
Een recente studie heeft aangetoond dat de Centrale Atlantische Niño (CAN) en de Oostelijke Atlantische Niño (EAN) de variabiliteit van het zee-ijs in West-Antarctica verschillend beïnvloeden. Het onderzoek benadrukt hoe deze klimaatpatronen, ondanks hun oorsprong in de Atlantische Oceaan, verschillende atmosferische reacties veroorzaken. Deze reacties beïnvloeden de concentratie van Antarctisch zee-ijs (SIC) tijdens de Australische winter (juni-augustus).
De studie, die gebruik maakte van observationele gegevens, ontdekte dat CAN significante toenames in SIC veroorzaakt in regio A (100°W-150°W). EAN leidt tot zwakkere toenames in regio B (80°W-100°W) en afnames in regio C (160°W-180°W). De invloed van CAN is sterker en uitgebreider, en is verantwoordelijk voor ongeveer 20% van de totale SIC-variantie in regio A, vergeleken met minder dan 10% in regio's B en C voor EAN.
Deze verschillende effecten zijn voornamelijk te wijten aan verschillen in atmosferische circulatie-anomalieën. CAN versterkt het Amundsenzee-laagtepunt (ASL), wat leidt tot zuidelijke windanomalieën en koude luchtadvectie. Dit bevordert de vorming van zee-ijs en offshore drift. EAN genereert zwakkere windanomalieën, wat resulteert in minder uitgesproken temperatuurveranderingen en zee-ijsdrift. De bevindingen verbeteren het begrip van de klimaatdynamiek en kunnen seizoensgebonden zee-ijs voorspellingen voor West-Antarctica verbeteren.