De Amerikaanse president Donald Trump heeft een tarief van 100% aangekondigd op films die buiten de Verenigde Staten zijn geproduceerd, met de bewering dat de Amerikaanse filmindustrie wordt geschaad door buitenlandse belastingvoordelen [1, 2, 4]. Trump verklaarde de kwestie een zaak van nationale veiligheid en gaf agentschappen, waaronder het ministerie van Handel, de opdracht om de tarieven onmiddellijk in te voeren [2, 4, 9].
De aankondiging heeft een schokgolf door de entertainmentindustrie gestuurd [2, 3]. Hollywood-executives proberen de implicaties te begrijpen, terwijl de Motion Picture Association weigert commentaar te geven [3, 11]. Het gebrek aan specifieke details over de berekening en handhaving heeft onzekerheid gecreëerd [3, 4].
Verschillende landen, waaronder Australië en Nieuw-Zeeland, hebben hun verzet geuit en beloofd hun filmindustrie te steunen [3, 5, 7]. De Australische minister van Binnenlandse Zaken Tony Burke heeft gesproken met het hoofd van Screen Australia en heeft zijn toewijding bevestigd om de Australische filmindustrie te verdedigen [1, 3, 5]. De Nieuw-Zeelandse premier Christopher Luxon verklaarde dat zijn regering verdere informatie zoekt [1, 3, 5].
Eerder dit jaar benoemde Trump Jon Voight, Sylvester Stallone en Mel Gibson tot “speciale ambassadeurs” om de Amerikaanse filmproductie nieuw leven in te blazen [4, 16, 17]. William Reinsch, een voormalig hoge ambtenaar van het ministerie van Handel, heeft gewaarschuwd voor mogelijk ernstige gevolgen als gevolg van mogelijke vergelding [3]. De internationale filmgemeenschap volgt nauwlettend hoe deze tarieven zich zullen ontwikkelen en wat hun potentiële impact zal zijn op de wereldwijde filmproductie en -distributie [1, 2].