Een recente ontdekking op de Longtan-site in de provincie Yunnan, in het zuidwesten van China, daagt de gevestigde opvattingen over de technologische ontwikkeling van de mens in Oost-Azië tijdens het Midden-Paleolithicum uit. Archeologen hebben stenen werktuigen opgegraven, daterend van 50.000 tot 60.000 jaar geleden, die een opvallende gelijkenis vertonen met de Quina-werktuigmakingsstijl die geassocieerd wordt met Neanderthalers in Europa.
Het Quina-systeem omvat het creëren van dikke, asymmetrische schilfers die worden gevormd tot robuuste schrapers met sterk gemodificeerde randen. Deze werktuigen, die typisch worden gevonden op Neanderthaler-sites in Europa, werden gebruikt voor taken zoals het bewerken van vlees, dierlijke huiden, botten, geweien en hout. De Longtan-site leverde niet alleen de schrapers op, maar ook kernen en schilfers die tijdens de vervaardiging ervan werden geproduceerd, wat de aanwezigheid van een compleet Quina-technologisch systeem bevestigt.
De aanwezigheid van Quina-werktuigen in China, duizenden kilometers ten oosten van bekende Neanderthaler-habitats, roept intrigerende vragen op. Onderzoekers overwegen verschillende mogelijkheden: Neanderthalers zijn mogelijk verder naar het oosten gemigreerd dan eerder werd aangenomen, een andere mensensoort zoals de Denisova-mensen zou onafhankelijk van elkaar vergelijkbare werktuigmakings technieken kunnen hebben ontwikkeld, of de technologie zou zich kunnen hebben verspreid door contact tussen verschillende groepen. Deze ontdekking, gedetailleerd beschreven in het tijdschrift *Proceedings of the National Academy of Sciences*, suggereert dat Oost-Azië tijdens het Midden-Paleolithicum niet technologisch stagneerde, zoals eerder werd gedacht, en benadrukt de noodzaak om de complexiteit van de menselijke evolutie en culturele uitwisseling in de regio opnieuw te evalueren.