Studie: Eerste Amerikanen migreerden vanuit Rusland, genetische banden met inheemse groepen

Bewerkt door: Katia Remezova Cath

Een nieuwe studie, gepubliceerd in Science op 15 mei, onthult dat de eerste mensen die Amerika koloniseerden, migreerden vanuit het huidige Rusland. Het onderzoek geeft aan dat de talen en tradities van inheemse groepen die vandaag de dag in Amerika leven, terug te voeren zijn op deze vroege kolonisten. Sporen van hun culturen zijn terug te vinden in de genen van moderne inheemse groepen.

De studie vond ook dat de vroege kolonisten zich opsplitsten in groepen die geïsoleerd raakten in verschillende omgevingen. Volgens Elena Gusareva, de hoofdauteur van de studie, bieden de bevindingen een nieuw en cultureel begrip van de huidige Zuid-Amerikaanse gemeenschappen. Gusareva verklaarde: "[Het vult] belangrijke hiaten in ons begrip van hoe de diverse populaties van het huidige Zuid-Amerika zijn ontstaan."

Onderzoekers hebben de genomen van 1.537 individuen uit 139 etnische groepen in Noord-Eurazië en Amerika gesequenced. Ze vergeleken deze met miljoenen kleine variaties in de genen van moderne inheemse mensen en met oud DNA van de eerste mensen die in Amerika aankwamen. Dit creëerde een gedetailleerde genetische kaart.

De analyse bevestigt bestaand archeologisch bewijs, waaruit blijkt dat de eerste mensen in Amerika tussen 19.300 en 26.800 jaar geleden afweken van Noord-Euraziaten. Onderzoekers ontdekten dat de dichtstbijzijnde levende verwanten van inheemse Noord-Amerikanen West-Beringische groepen zijn, zoals de Inuit, Koryaks en Luoravetlans. Beringia was een ijsbrug tussen het huidige Rusland en Noord-Amerika tijdens de IJstijd.

Na aankomst in Zuid-Amerika splitsten de vroege kolonisten zich op in vier verschillende groepen: Amazone, Andes, Chaco Amerindian en Patagonisch. Deze groepen raakten geïsoleerd in verschillende omgevingen, wat leidde tot verschillende genetische kenmerken. Gusareva gelooft dat natuurlijke barrières, zoals de Atacama-woestijn en het Andesgebergte, leidden tot de isolatie van deze inheemse groepen.

De studie vond ook dat inheemse groepen verschillende genetische kenmerken hebben, die mogelijk zijn geëvolueerd door hun aanpassing aan extreme omgevingen en langdurige isolatie van andere groepen. Een groep Andes-hooglanders draagt bijvoorbeeld een genmutatie die hen helpt te gedijen op grote hoogte. Mutaties in het gen EPAS1 stimuleren de vorming van nieuwe bloedvaten en produceren meer rode bloedcellen.

Volgens Hie Lim Kim, een geneticus aan de Nanyang Technological University, onthulde het onderzoek meer dan 70 genvariaties die de kwetsbaarheid voor opkomende infectieziekten zouden kunnen vergroten. Kim verklaarde: "Veel van deze populaties zijn al klein. Het is van cruciaal belang om op maat gemaakte gezondheidszorg en ziektepreventie-inspanningen te leveren om hun welzijn te ondersteunen."

Bronnen

  • DNyuz

Heb je een fout of onnauwkeurigheid gevonden?

We zullen je opmerkingen zo snel mogelijk in overweging nemen.