Harvard University staat voor hernieuwde politieke controle, wat parallellen oproept met het McCarthy-tijdperk. Tijdens de jaren 50 leidde anti-communistisch sentiment tot beschuldigingen tegen instellingen als Harvard, waarbij subversieve activiteiten werden beweerd. Vandaag de dag bekritiseren figuren als Donald Trump de universiteit, wat historische pogingen om academische instellingen te beïnvloeden weerspiegelt.
Tijdens het McCarthy-tijdperk beschuldigden groepen Harvard ervan communistische sympathisanten te herbergen, waardoor de universiteit onder druk werd gezet om zich ideologisch te conformeren. Evenzo wordt Harvard nu geconfronteerd met beschuldigingen van liberale vooringenomenheid en overheidsinterventie. In 1953 breidde de zoektocht naar communisten zich uit naar Harvard. De universiteit, handelend vanuit een lange traditie van academische vrijheid, verzette zich krachtig tegen de algemene waanzin om subversieve zondebokken te vinden en tegen het bijzondere misbruik van senator McCarthy.
Geconfronteerd met de huidige druk heeft Harvard-president Alan Garber overheidsbemoeienis afgewezen, waarbij hij de nadruk legde op de toewijding van de universiteit aan academische onafhankelijkheid. De regering-Trump heeft ook formeel de Internal Revenue Service (IRS) gevraagd om de belastingvrije status van de beroemde leerstoel in te trekken, slechts een dag nadat de president de dreiging voor het eerst had geuit. Trump is woedend op de roemruchte universiteit - die 162 Nobelprijswinnaars heeft voortgebracht - omdat ze zijn eis heeft afgewezen om zich te onderwerpen aan overheidstoezicht op toelatingen, aanwervingen en politieke voorkeur. Deze houding weerspiegelt het verzet van Nathan Pusey in de jaren 50, die de academische vrijheid verdedigde.